Doordat vanwege de cultuurhistorische feesten hier in Bergen op Zoom de inspiratie tegen mijn gevel op klotst, heb ik net als Spuit 11 ook wat last van oprispingen ;).
Een ingezonden brief over het lerarentekort, een lang stuk over onderzoek in het MBO (bijna klaar), wat twittergsprekken leidden tot een citaatje:
“(…)Vygotsky in following in the footsteps of Marx and Engels, capitalizes on the centrality of transformative collaborative practices by people who do not adapt to their world but collectively transform it” (Stetsenko, 2017, p.184).
Zo. Daar was ik bij herhaling even stil van. Vygotskij, Marx en Engels in één zin. Over collectief de boel veranderen.
Ik wil dus wel zo’n collectief, zie hier, maar hoe dan?
Soms denk ik dat de vastenavend, dat cultuurhistorische feest dus, het voorbeeld is. Hoe heel langzaam ook die praktijk (cultuur) langzaam verandert. Voor sommigen (ook voor mij) soms te langzaam, maar het verandert wel. Collectief ook. Niet via formele democratie, maar door gewoon samen aan het feest werken: als bouwclub, als dweilband, als ouders die de optochtnummers van de kinderen bouwen en als stichting vastenavend.
Tegelijk is de vastenavend zelf een motor voor verandering. Via Rabelais, via Bachtin (in Van Oers, 2005) weet ik dat carnaval essentieel is voor de vernieuwing van de cultuur. Volgens Rabelais is de kern van carnaval:
– Het is niet extern geregisseerd, maar ontleent zijn verloop aan een interne regie, die door de Carnavalvierder ad hoc wordt beslist; het volgt de wetten van de vrijheid (Bachtin, 1984, p. 7).
– “De kern van het Carnaval is puur artistiek, hoewel het niet behoort tot de sfeer van de kunst; in werkelijkheid is het het leven zelf, opgebouwd volgens de regels van het spel” (Bachtin, 1984, p. 7).
– Door de rol van anderen te spelen (vooral van ‘officiële anderen’, of autoriteiten zoals de veldwachter, de burgemeester, de koningin, de directeur, de dokter, de wetenschapper) wordt de autoriteit gerelativeerd en geconcretiseerd en ontstaat er ruimte voor een nieuwe kijk op die rol; vandaar dat verkleden, maskers en allerlei attributen zo’n belangrijke rol spelen in het Carnaval (Bachtin, 1984, p. 39-40).
– Voor de relativering van de autoriteit en het officiële wordt veelal gebruik gemaakt van overdrijving; een groteske uitvergroting van één kenmerk (vaak lichamelijk kenmerk) van een bespot object of persoon dient om bepaalde aspecten van de betreffende rol of object te belichten (Bachtin, 1984, 303 ff).
– Spot en overdrijving zijn nooit persoonsgericht, maar moeten, aldus Bachtin, in het Carnaval altijd universeel zijn (Bachtin, 1984, p. 212); dat wil zeggen: met een bespotting van een koning gaat het niet zozeer om die koning als wel om de relativering van de macht; het onderstrepen dat de macht een aards verschijnsel is dat we kunnen beheersen; alle culturele waarden zijn door mensen toegekend en kunnen door mensen dus ook weer worden afgenomen of veranderd; vandaar dat kroning en ontkroning (nog steeds) bij het Carnaval een belangrijke plaats innemen (Bachtin, 1984, p. 219).
– Met afbraak van de officiële cultuur wordt de weg gebaand voor vernieuwing, voor nieuwe betekenis; Carnaval dat alleen maar afbreekt en geen weg zoekt naar vernieuwing van de betekenissen heeft zijn diepere waarde verloren.
Daar heb je het!
Nu nog even een ander blogje in de steigers zetten en dan morgen de optochtact van de oudste voorbereiden! Wie weet is er daarna weer tijd om op deze ideeën een school te bouwen…..
Bronnen:
- Bakhtin, M. (1984). Rabelais and his world. Bloomington: Indiana University Press
- Stetsenko, A. (2017). The transformative mind: Expanding Vygotsky’s approach to development and education. Cambridge University Press.
- Van Oers, B. (2005). Carnaval in de kennisfabriek. Inaugurele rede. Vrije Universiteit.